Zo’n 150 blokfluiten heeft Heiko ter Schegget in een kast van zijn werkplaats liggen. Allemaal zelf gebouwd en soms leent hij er wel eens eentje uit. Ter Schegget is dus niet alleen musicus, die blokfluiten bespeelt en docent blokfluit aan het conservatorium, maar hij maakt ze ook. Twee werelden die voor hem één boeiende werkelijkheid zijn geworden.
Geen fluit gelijk
Geen blokfluit is gelijk, dat zie je meteen. En dat is niet alleen iets van grootte, maar ook van klank en toonhoogte. Als Heiko daar over gaat vertellen dan brengt hij je in een wereld die ook muzikaal in tal van opzichten anders was dan de onze:
‘Neem bijvoorbeeld de klank van een orkest. Het maakt in onze tijd niet zoveel uit of dat uit Duitsland, Spanje of de VS komt. De klankkleur tussen al die orkesten verschilt niet zoveel. Dat komt voor een belangrijk deel omdat de instrumenten in onze tijd minder van elkaar verschillen dan in de tijd van Bach (1685-1750). De orkesten in die tijd verschilden per plaats, regio en land veel van elkaar in klankkleur. En dat was niet anders met een instrument als de blokfluit. De verschillen in bouw en stemming waren aanzienlijk. Echt handwerk. En dat gaf veel nuancering in klank. Het is al boeiend om dat te bedenken, als je muziek uit die tijd gaat spelen.’
Muziek van toen voor nu
En dan heb je het alleen nog maar over de instrumenten! Want een volgende stap is dat je ook te maken hebt met componisten, die toen hun muziek schreven en uitvoerden en dat je nu – in een andere tijd en in een heel andere wereld – uitgedaagd wordt om van dat notenbeeld weer muziek te maken. Heiko vertelt dat hij een aantal jaren Bachcantates dirigeerde in de Pauluskerk in Breukelen: ‘Zo’n cantate is geschreven voor instrumentalisten en zangers, waarbij religieuze teksten de inhoud vormen. Een cantate werd in Bach’s tijd geschreven als een onderdeel voor een kerkdienst. Ik moet zeggen dat ik telkens weer versteld sta van de manier waarop Bach de teksten liet doorklinken in alle schakeringen van zijn muziek.’
Lief en leed
De Doornse musicus neuriet even iets voor uit de cantate “Schauet doch und sehet ob irgend ein Schmerz sei’ (BWV 46) en legt dat wat uit: ‘Je hoort in de beweging van de noten iemand die zoekend aan het rondkijken is (“schauet doch”) en dan op een gegeven de ellende ziet (“und sehet”). Als je goed luistert, dan hoor je aan alle kanten die tekst voor je, dat zoekende en dat smartelijke. En je voelt in zo’n stuk dat ziekte en dood voor Bach nooit ver weg zijn geweest. Dat hoor je in alle lagen van zijn muziek terug. Op zijn tiende was hij al wees en bracht zijn tienerjaren door bij zijn oudere broer en schoonzus. Je merkt ook dat Bach de misère beleefde als gelovig mens. Dat gaf hem hoop en troost in tijden dat de verliezen zwaar waren. Van daaruit schreef hij zijn muziek en hij wilde dat zijn muziek de mensen raakte, aangreep. En zo deelde hij in zijn muziek lief en leed, hoop en wanhoop met de mensen van zijn tijd en ook met ons. Om zulke muziek eeuwen later uit te voeren is een boeiend proces.’
Empathie
Bij musiceren gebeurt dus heel veel. Ter Schegget: ‘Het spelen van een stuk muziek vraagt van een musicus veel inlevingsvermogen, zeg maar een empathisch houding. Zodat je gevoel krijgt voor dat wat een componist bewoog om dat stuk te schrijven en wat hij daarin wilde overbrengen. Soms vanuit de dieptes van zijn eigen ziel. Zoals in die cantate die ik net noemde. Dat Bach daarin iets van de pijn van het leven liet voelen, maar tegelijk ook uitzicht en hoop wilde bieden. Als je zo’n stuk wilt uitvoeren dan kom je als musicus voor je gevoel dicht bij zo’n componist als mens – in al zijn kwetsbaarheid.
En dan komt de volgende stap dat jij dat al musicerend wilt delen met de mensen, die komen luisteren. In een concert of in een kerkelijke setting, zoals in zo’n cantatedienst in Breukelen. Dan sta je daar als musicus, om dát over te brengen. Dat moet dan wel echt door je heen zijn gegaan. Dat is ook het bijzondere van muziek maken en van samen muziek maken.’
Kwetsbaar
De stap naar lesgeven en naar de masterclass van 12 oktober is dan niet groot. Voor Heiko ter Schegget is dat al een halve eeuw praktijk – anderen begeleiden om muziek te maken.
Dat begon al toen hij zelf nog student blokfluit aan het conservatorium was en les gaf op de muziekschool in Doorn. En dat kreeg na de afronding van zijn studie een vervolg in Maastricht, waar hij hoofdvakdocent aan het conservatorium werd en nog weer later kreeg hij die post in Utrecht.
Hij ervaart het als bijzonder dat te mogen doen: ‘Je gaat echt een weg met een ander mens, met zijn of haar eigenheid als persoon en als musicus. Je mag dan als docent bijdragen in een proces, waarin een mens op zoek is naar zijn muzikale identiteit. En dan ben je er als docent natuurlijk om in het muzikale aanwijzingen te geven, waar de ander mee verder kan. Maar het is meer. Want zo’n student, heeft zich de muziek eigen gemaakt en geeft in het musiceren dus veel van zichzelf. En als je dan kritisch bent in muzikale zin, dan is het ook goed om je te realiseren wat je woorden in het persoonlijke doen met de ander. Juist omdat dat zo met elkaar verweven is. Ieder mens is ook weer zo anders.’
En dan denk ik toch weer even aan die 150 blokfluiten, waarvan er niet twee hetzelfde zijn!
De stem in de Masterclass
Als je dat zo hoort moet het een boeiende masterclass worden op de middag van 12 oktober in de Rochuskapel – voor de musici om er aan deel te nemen, maar ook voor het publiek om dat mee te maken. Waarbij de deelnemende musici – als alles goed gaat – ook niet alleen maar blokfluitisten zijn. Ter Schegget had geen enkel bezwaar als er ook andere instrumentalisten zouden deelnemen aan de Masterclass. Hij komt met een boeiend doorsteekje naar de vocale muziek: ‘Het was vrij vertaald Telemann, die schreef: Zingen is het fundament van alles in de muziek . Dat herken ik ook als ik blokfluit speel. Ik kom vaak verder als ik bedenk hoe ik zo’n melodietje zou zingen. En dat geldt in principe voor elk instrument. Het vocale tijdens het musiceren zal een belangrijke rol tijdens de Masterclass spelen. In mijn carrière heb ik heel veel samengespeeld met zangers en alle mogelijke instrumentalisten. Die ervaring neem je mee.’
Echt muziek maken
Het gesprek waaiert nog wat uit als het gaat om dat musiceren in de 21e eeuw. Dat we allemaal leven in een cultuur, waar je bijna nooit zonder luidsprekers of oortjes bent. Ter Schegget: ‘Muziek is niet weg te denken uit ons leven en vaak als muzikaal behang. En precies dat kan je gemakkelijk afleiden van de essentie van wat muziek maken is, ook als je muziekstudent bent of als beroepsmusicus. Als je denkt aan de stilte die in voorbije eeuwen vaak zo karakteristiek was. Vanuit die stilte ging iemand dan muziek maken. Nu maak je muziek in een wereld van muziek. Dat is één kant, die je kan hinderen om echt bij de kern van muziek maken te komen.
Maar wat soms ook lastig kan zijn is dat er in onze tijd zoveel meer focus is op de musicus, die de muziek maakt. Dat je ook in de muziek de sterren hebt, waarbij virtuositeit en technische hoogstandjes het beeldscherm vullen. Ook dat kan afleiden als het gaat om je eigen musiceren. Ik zie daar ook wel iets van terug in de muziekopleiding. Meer dan toen ik zelf studeerde ligt de nadruk op presteren, op het technische kunnen en op tentamens en examens halen. En ik zie soms dat dat ten koste gaat van het muziek maken zelf. Terwijl ik de liefde voor de muziek en het plezier in het spelen en samen spelen zo belangrijk vind.’
Ter Schegget ervaart in concerten de heerlijkste momenten: ‘Dat je alleen nog maar muziek maakt en dat is het dan ook helemaal. En de mensen, die luisteren die voelen dat. Soms zijn er maar een paar van die magische momenten in een concert, waardoor je na afloop zegt: dat was een onvergetelijk concert.’
Nog eens Bach
Over muzikale liefdes buiten het klassieke repertoire of toppers onder andere componisten, ging het niet of nauwelijks. En ook niet over de hoogste pieken bij Bach. Maar het zou me niet verbazen als bij dat laatste in ieder geval de opening van de Actus Tragicus (BWV 106) zou zitten, een werk dat ergens in het gesprek voorbijkwam. Met die twee blokfluiten in een wonderbaarlijk klankspel. Ter Schegget: ‘Wat bij Bach opvalt is dat hij relatief laat begon met componeren, deze cantate is één van zijn vroegste werken, die hij schreef toen hij al even voorbij de twintig was. En dan valt op dat het meteen een compositie is op een ongelofelijk hoog niveau. De Instrumentale inleiding van cantate 106 met twee blokfluiten en twee gamba’s verklanken de thematiek van dood en leven op magistrale wijze. De warme gloed van de bas die tegen het eind van de cantate over het paradijs zingt. Dat is ongeëvenaard.’
Tekst: Freddy Gerkema
Op ‘All of Bach’ is deze cantate BWV 106 te horen met Heiko ter Schegget op de blokfluit, met elders nog een korte schets van het bijzondere van deze cantate. Of beluister het 4e Brandenburgse concert, BWV 1049, waar de Doornse musicus te horen is.
Zie verder voor meer algemene informatie de website van Heiko ter Schegget.